Teckels en Jacht
De teckel werd van oorsprong gebruikt voor de jacht op dassen en vossen, vandaar de 'ouderwetse' benaming 'dashond'. De teckels die vallen onder categorie aardhonden/laagbenige brakken, leenden zich door hun lichaamsbouw en aangeboren jachtpassie uitermate goed voor de jacht. Door hun lage bouw en goede neus werden teckels ingezet om dassen en vossen op te jagen die in holen of burchten leefden. Door het uitstekende uithoudingsvermogen en een sterke aanleg voor het opsporen van aangeschoten wild, als voor het opsporen en het naar de jager toe drijven van gezond wild, werd de teckel ook ingezet voor de jacht op reeën en wilde zwijnen welke boven de grond leefden.
Later werd de teckel een meer allround jachthond en werden de variëteiten dwerg- en kaninchenteckel gefokt. Door hun nog kleinere lichaamsbouw konden deze gemakkelijk in de nieuwe holen doordringen om op bunzings, hazen, konijnen en wezels te kunnen jagen. De standaardteckel werd gebruikt voor de jacht op groot wild. De meest geliefde variëteit bij jagers is de wildzwijnkleurige ruwharige teckel. De ruwharige teckel heeft een goede beschermende vacht met veel onderwol. Door de eeuwen heen wordt nog steeds gefokt op jachteigenschappen van de teckel, doorzettingsvermogen, slimheid en zelfstandigheid waardoor de karaktereigenschap 'eigenwijs' zoals wij dat noemen, naar voren komt.
Tegenwoordig wordt er met veel teckels de 'Jachtsport' beoefend. De jachtpassie is aanwezig in bijna alle teckels. Voor de jachtsport worden onder andere de luid op spoor proeven, schotvastheidproef, stöberproeven, veelzijdigheidsproeven, watertesten en zweetsproorproeven georganiseerd, waarover hieronder meer.
Het zal hen die een teckel aanschaffen, zijn opgevallen dat op de stamboom verschillende afkortingen achter de namen van de voorouders staan. Deze afkortingen geven een beeld van de prestatie van de honden op de verschillende jachtproeven en op de jacht zelf. Ze worden op de stamboom aangetekend wanneer de hond een eerste tot een derde prijs heeft behaald of onder getuigen op de jacht een bijzondere prestatie heeft geleverd.
Hieronder volgt een opsomming van de aantekeningen die gebruikelijk zijn voor een teckel:
BhFK: Bauhund Fuchs Kunst, wil zeggen Bau = hol, h = hund, Fuchs = vos, Kunst = kunst – een kunstmatig aangelegd vossenhol waarin de hond heeft gewerkt.
BhDK: Bauhund Dachs Kunst, wil zeggen Bau = hol, h = hund, Dachs = das, Kunst = kunst – een kunstmatig aangelegd dasssenhol waarin de hond heeft gewerkt.
BhFN: Bauhund Fuchs Natur, wil zeggen Bau = hol, h = hund, Fuchs = vos, Natur = natuur – een natuurlijk vossenhol in bos of veld waarin de hond op wilde vos heeft gewerkt.
BhDN: Bauhund Dachs Natur, wil zeggen Bau = hol, h = hund, Dachs = das, Natur = Natuur – een natuurlijke dassenburcht in bos of veld waarin de hond op das heeft gewerkt.
W: Würger = wurger, een hond die vos of das door een greep aan de keel doodbijt. Dit teken wordt thans niet meer verleend.
Sp: Spurlautprüfung = proef waarbij de hond die een vers spoor volgt, hals moet geven. Met andere woorden 'met losse bek' jaagt of in niet-jagerstaal: blaft bij het volgen van het spoor zonder dat hij het wild heeft gezien.
SchwhK: Schweiszhundkunst, d.w.z. Schweisz = zweet (jagersterm voor bloed), h = hund, K = Kunst – een kunstmatig uitgelegd zweetspoor.
Sw: Verbandsschweiszprüfung: een verzwaarde vorm van SchwhK.
SchwhN: SchweiszhundNatur, d.w.z. Schweisz = zweet (jagersterm voor bloed), h = hund, N = Natur, het bloedspoor dat een aangeschoten of aangereden stuk wild heeft achtergelaten.
Tv: Totverbeller, d.w.z. een hond die een door hem gevonden dood stuk wild aan zijn voorjager aanwijst door hals te geven bij het dode wild.
Tw: Totverweiser, d.w.z. een hond die nadat hij een dood stuk wild heeft gevonden geen hals geeft, maar naar zijn voorjager teruggaat en hem duidelijk maakt dat hij hem moet volgen naar het gevonden wild.
St: Stöberen, d.w.z. een hond die in dichte dekking of ruig terrein wild zoekt en opjaagt in de richting van de jager.
VP: Vielseitigkeitsprüfung = veelzijdigheidsproef. Deze proef bestaat uit verschillende onderdelen: het jagen met losse bek op een vers wildspoor (Spurlaut), het zoeken en opjagen van wild in ruig terrein en dichte dekking (Stöberen), het uitwerken van een kunstmatig uitgelegd zweetspoor (SchweiszhundKunst), het behoorlijk lopen aan de lijn, het afleggen en plaats houden terwijl de baas/voorjager zich verwijdert, apporteren van dood wild uit het water en van het land, rustig blijven op schot en tenslotte zich op post bij zijn baas rustig gedragen.
KSchlH: Kaninchenschleppe – Herausziehen: deze proef geldt alleen voor de Kaninchenteckel. De proef bestaat uit het uitwerken van een sleepspoor dat gemaakt is met een door konijntje en het uit het hol trekken van het dode konijntje dat in het hol is verborgen.
KSprN: KaninchensprengerNatur, d.w.z. een hond (kaninchenteckel)die in het konijnenhol gaat en het konijn uit het hol jaagt.
Gs: Gebrauchsieger met jaartal = gebruikskampioen. Deze aantekening krijgt een teckel die een eerste prijs met BhFK en een tweede prijs Vp of omgekeerd heeft behaald en minstens de tentoonstellingskwalificatie 'zeer goed' kreeg.
GTSt: Gebrauchsteckel, Stammbuch met nummer en jaartal. Deze aantekening krijgt een teckel die minstens een derde prijs BhFK of BhDK en een derde prijs Vp heeft behaald.
Staat er een 'J' achter de afkorting, dan betekent dit dat de hond voor zijn eerste jaar de proef aflegde. Voor werk onder de grond moet de hond ouder dan één jaar zijn.
Wil men een teckel kopen waarmee men de jacht wil uitoefenen, dan is het zaak nauwkeurig te letten welke vermeldingen als hierboven bij de voorouders van de hond zijn aangegeven.
Jachtpassie hebben eigenlijk bijna alle teckels. Sommige zelfs zeer veel, zoveel dat de dresseur of injager van de hond is genoodzaakt deze passie wat in te tomen. Zou men de hond de vrije hand geven, dan zou later de passie, de rust en de zo nodige concentratie die de hond niet kan missen sterk gaan overheersen.